U dient ingelogd te zijn om favorieten te kunnen toevoegen aan Mijn Jure
U kunt zich hier gratis registreren
Datum uitspraak:
Datum publicatie:
Rechtsgebied:
Zaaknummer:
Soort procedure:
Zittingsplaats:
Instantie:

Inhoudsindicatie:

Steekwoorden:

- correctienota’s

- premiejaren 1994 tot en met 1997

- looncontrolerapport

- lokale schooljeugd

- autoscooters

- loonbetalingen

- wijze van schatten

Uitspraak



ARRONDISSEMENTSRECHTBANK TE ROERMOND

enkelvoudige kamer voor bestuursrechtelijke zaken

UITSPRAAK

Procedurenr.: 99 / 1181 CSV K1

Inzake : [Naam V.O.F.] te [Woonplaats], eiseres,

tegen : het bestuur van het Landelijk instituut sociale verzekeringen (Lisv), vertegenwoordigd door de uitvoeringsinstelling GAK Nederland bv te Amsterdam, verweerder.



Datum en aanduiding van het bestreden besluit:

de brief d.d. 10 november 1999,

kenmerk: ARA/pbz/mvo Wg.026‑115.872.3501‑01 P...

I ontstaan en loop van het geding.

Bij brief d.d. 5 juli 1999 heeft eiseres bezwaar gemaakt tegen correctienota's d.d. 28 mei 1999 over de premiejaren 1994 tot en met 1997 alsmede tegen de boetenota's d.d. 2 juni 1999 over voornoemde jaren.

Bij beslissing van 10 november 1999 heeft verweerder het bezwaar gedeeltelijk gegrond verklaard en gedeeltelijk ongegrond.

Tegen die beslissing is beroep ingesteld.

De door verweerder ter uitvoering van artikel 8:42 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) ingezonden stukken en het verweerschrift zijn in afschrift aan de gemachtigde van eiser toegezonden.

De tijdens de loop van het geding aan het dossier toegevoegde stukken zijn aan partijen gezonden.

Het beroep is behandeld ter zitting van de rechtbank op 11 april 2000 alwaar zijn verschenen namens eiseres de heer [naam vennoot], vennoot, bijgestaan door de gemachtigde mr W.K.J. van Santen en namens verweerder mr. R. Niehof. Tevens is gehoord als getuige [naam getuige].

II OVERWEGINGEN

Door verweerder zijn correcties en boetes opgelegd omdat tijdens een looncontrole door verweerder is geconstateerd dat er loonbetalingen aan niet nader geïdentificeerde personen buiten de loonadministratie zijn gebleven. Het betreft betalingen die zijn gedaan aan personen die voor eiseres werkzaam moeten zijn geweest in verband met het draaiend houden van de door eiseres geëxploiteerde attracties.

Verweerder heeft daaromtrent het navolgende aangevoerd:

"Binnen uw onderneming worden kermisattracties geëxploiteerd. De looninspecteur heeft tijdens een looncontrole geconstateerd dat u niet volledig opgave heeft gedaan van het door uw werknemers genoten loon. De looninspecteur kwam tot zijn conclusie aan de hand van een schatting van het aantal personen dat voor u werkzaam moet zijn geweest in verband met het draaiend houden van de door u geëxploiteerde attracties.

Volgens de conclusies uit het looncontrolerapport moeten de volgende aantallen personen voor u werkzaam zijn geweest. Hierbij wordt overigens reeds rekening gehouden met het feit dat er drie (in 1997 vier) van uw familieleden binnen uw onderneming werkzaam zijn geweest. Voor deze personen is geen verzekeringsplicht aangenomen en zijn derhalve niet begrepen in onderstaande aantallen.

In 1994 10 personen

In 1995 10 personen

In 1996 8 personen

In 1997 3 personen

Ten aanzien van het hierboven genoemde aantal personen zijn de door u bestreden premiecorrecties opgelegd. Bij het opleggen van de correcties is er van uit gegaan dat deze personen het minimumloon hebben genoten en per jaar gedurende zeven maanden werkzaam zijn geweest.

Naar aanleiding van uw bezwaren zal het Lisv hieronder beoordelen of de uit het looncontrolerapport naar voren gekomen loonbedragen als juist dienen te worden beschouwd.

Op basis van de jaarrekeningen heeft de looninspecteur geconcludeerd dat u de volgende attracties heeft geëxploiteerd:

In 1994: 1 Autoscooter en 5 Cranes

In 1995: 1 Autoscooter en 5 Cranes

In 1996: 1 Autoscooter en 4 Cranes

In 1997: 1 Autoscooter en 2 Cranes.

De looninspecteur heeft geconstateerd dat bovengenoemde aantallen attracties in de jaarrekeningen van uw onderneming over bovengenoemde jaren als activa genoteerd staan. De attracties waren derhalve in genoemde jaren actieve, niet afgeschreven bezittingen van uw onderneming. Het Lisv acht het derhalve zeer aannemelijk dat u de hierboven genoemde aantallen attracties in de genoemde jaren op kermissen heeft geëxploiteerd.

Bij uw brief d.d. 5 augustus 1999 heeft u een overzicht gevoegd van de attracties welke u in 1997 heeft geëxploiteerd. Uit dit overzicht komt naar voren dat u in 1997 één autoscooter en één Crane heeft gebruikt. Ter hoorzitting heeft u nog eens bevestigd dat u slechts één autoscooter en één Crane exploiteert. U verwijt de looninspecteur dat hij met betrekking tot zijn conclusies en berekeningen voorbijgaat aan de realiteit.

Het Lisv merkt hierover het volgende op.

Uit het looncontrolerapport blijkt dat de looninspecteur u in verband met het berekenen van de premiecorrecties heeft verzocht om aan te geven op welke kermissen en met welke attracties u werkzaam bent geweest. U heeft geweigerd deze informatie te verschaffen. U heeft blijkens het looncontrolerapport eveneens geweigerd om een routeplanning voor het jaar 1999 te verstrekken. Pas nadat de correctienota's waren opgelegd heeft u een overzicht van de door u geëxploiteerde attracties overgelegd.

Het Lisv is van mening dat u door te weigeren de gevraagde informatie te verschaffen het risico heeft aanvaard dat de looninspecteur, geplaatst voor de noodzaak de wettelijke regels toe te passen zonder te beschikken over exacte en betrouwbare gegevens, de premies bij benadering vaststelt aan de hand van een zo nauwkeurig mogelijke schatting.

Het is bovendien vaste rechtspraak van de Centrale Raad van Beroep (CRvB) dat de uitvoeringsinstelling een reële schatting mag maken, indien een werkgever een ondeugdelijke administratie voert. Zie hiervoor onder andere CRvB d.d. 8 juli 1999(RSV 1999,249). Het Lisv merkt voorts op dat de looninspecteur geen waarneming ter plaatse kon uitvoeren, aangezien u weigerde aan te geven op welke kermissen u aanwezig zou zijn.

Gezien het bovenstaande bestaat er naar het oordeel van het Lisv geen aanleiding om terug te komen op het aantal geëxploiteerde attracties, zoals die in het looncontrolerapport genoemd worden.

Voorts is er door de uitvoeringsinstelling van uit gegaan dat voor de autoscooters drie personen nodig zijn om deze attractie draaiend te houden en dat er per Crane twee personen nodig zijn.

U heeft in de bezwaarfase niet bestreden dat er drie personen voor nodig zijn om de autoscooters draaiend te houden. Met betrekking tot de Cranes heeft u gesteld dat er doorgaans slechts één persoon voor nodig is om deze attractie te bedienen. Slechts indien het druk is, zou er een tweede persoon nodig zijn.

Het Lisv acht het, gezien de grootte van de trailer en de hoeveelheid grijpautomaten, zeer aannemelijk dat er gemiddeld twee personen voor nodig zijn om deze attractie te exploiteren.

U stelt dat u lokale schooljeugd heeft ingezet om bij de autoscooters behulpzaam te zijn. Deze losse hulpen krijgen volgens u in ruil voor hun inspanningen penningen, die zij kunnen gebruiken om ritjes te maken in de autoscooters.

Uit uw loonadministratie is niet gebleken dat u penningen heeft verstrekt aan losse hulpen. Volgens het Lisv zou u de verstrekte penningen als loon in natura dienen te verantwoorden. Nu hiervan niets is gebleken, heeft de looninspecteur, voor wat betreft de berekening van de beloning van de losse hulpen, terecht het minimumloon gehanteerd.

Gezien het bovenstaande acht het Lisv de door de uitvoeringsinstelling berekende bedragen aan zwart loon zeer reëel. De correcties worden derhalve gehandhaafd, voor zover het de loonbetalingen aan losse hulpen betreft.

Met betrekking tot de boetenota's heeft het Lisv het volgende overwogen.

Ingevole artikel 10 CSV is een werkgever verplicht aan het Lisv opgave te doen van het door de werknemers genoten loon. Wanneer een werkgever niet voldoet aan deze verplichting stelt het Lisv op grond van artikel 12 CSV ambtshalve de premie vast en legt volgens het tweede lid van dat artikel een boete op. Deze boete bedraagt in beginsel 100 % van de ambtshalve vastgestelde premie. Deze boete kan echter ingevolge de regels van het Besluit Administratieve Boeten Coördinatiewet (ABC-besluit) gedeeltelijk worden kwijtgescholden aan de hand van de vragen of er sprake is van een eerste, tweede of derde verzuim, en of er sprake is van opzet of grove schuld van de werkgever.

Gelet op het voorgaande is vast komen te staan dat u ten onrechte geen opgave heeft gedaan van de loonbetalingen aan losse hulpkrachten over de jaren 1994 tot en met 1997. Hiermee bent u een verplichting niet nagekomen die krachtens artikel 10 lid 2 CSV uitdrukkelijk op u rust. Het Lisv is van mening dat er van uw kant sprake is van opzet dan wel grove schuld. Aangezien u voor de eerste keer in verzuim was, is de boete van in beginsel 100% kwijtgescholden tot op 25%.

Gezien het bovenstaande zijn de boetenota's over 1994 tot en met 1997 naar heet oordeel van de Lisv terecht opgelegd, voor zover het de buiten de loonadministratie gebleven betalingen aan hulpkrachten betreft.

Tevens zouden personen loon in natura genoten hebben in de vorm van huisvesting. Op dit punt is het bezwaar gegrond verklaard, zodat dat verder geen behandeling behoeft.".

Eiseres kan zich met het standpunt van het Lisv niet verenigen en heeft daartegen in beroep –kort en zakelijk weergegeven- het navolgende aangevoerd:

1. 1.

Er is enkel sprake van de veronderstelling dat de kermisattracties in kwestie een veel groter aantal krachten vergt, dan is opgegegeven. Dit wordt nergens onderbouwd.

2.Niet juist is dat eiseres onvoldoende medewerking zou hebben verleend aan het onderzoek. Het reisschema over de diverse plaatsen in Nederland over jaren 1994 tot en met 197 kon niet meer relevant geacht worden, aangezien uit de aard van de zaak toch geen waarnemingen ter plaatse worden verricht. Het reisschema over 1999 is evenmin relevant, aangezien dat boekjaar niet ter discussie staat en ook niet is aangegeven op welke grond dat dan wel zou moeten worden overgelegd. Uit de steeds gevoerde boekhouding en de daarop gebaseerde jaarrekeningen waren de gewenste gegevens te achterhalen.

3.

In 1997 valt een terugloop in het veronderstelde personeelsbestand op bij de berekeningen van het niet verantwoorde premieloon.

4.

De administatie is niet ondeugdelijk. De accountant heeft steeds aan de hand van deze administratie de jaarstukken opgemaakt. Verweerder heeft ten onrechte een schatting van de niet verantwoorde loonbetalingen gemaakt.

De beoordeling door de rechtbank.

De bestreden correcties betreffen zoals ook tijdens de mondelinge behandeling is gebleken uitsluitend de werkzaamheden die worden uitgevoerd gedurende het draaien van de attracties en zien niet op het personeel dat werkzaam is geweest tijdens het op- en afbouwen van die attracties.

Het is juist dat door de looninspecteur een schatting is gemaakt van het aantal attracties en van het aantal personen dat daarvoor benodigd zou zijn geweest. De rechtbank is van oordeel dat onder de gegeven omstandigheden het verweerder vrijstond om dit te doen. Immers door eiseres zijn niet de gevraagde gegevens verstrekt die de looninspecteur benodigde om controle op de volledigheid van de gepresenteerde informatie te kunnen uitoefenen. Dat eiseres zelf de mening is toegedaan dat die informatie niet relevant kan zijn, is geen rechtvaardiging om het verstrekken van de informatie dan maar achterwege te laten.

Gelet op het aantal geëxploiteerde attracties en de schatting van de looninspecteur op grond van de door hem opgedane ervaringen tijdens bezoeken aan kermissen in het verleden van het daarvoor benodigde personeel, heeft verweerder zich in redelijkheid op het standpunt kunnen stellen dat loonbetalingen zijn gedaan aan niet nader geidentificeerde personen.

Zijdens eiseres is tijdens de mondelinge behandeling aangevoerd dat de [naam familie], die met vader, moeder, zoon, dochter en vader's vader deze attracties beheert, in staat is dat in deze samenstelling te doen en dat er verder geen andere personen in loondienst nodig zijn. De rechtbank is van oordeel dat dit op voorhand niet aannemelijk is, nu immers in 1994 en 1995 zes attracties zijn geëxploiteerd, in 1996 vijf en in 1997 drie attracties, welke aantallen op zich niet zijn betwist en de dochter, gelet op haar leeftijd, niet eerder dan met ingang van het seizoen 1997 geacht kan worden binnen de onderneming werkzaam te zijn. Met andere woorden, zelfs uitgaande van het aantal familieleden welke de attracties zou hebben beheerd dat bij de mondelinge behandeling is aangegeven –in het looncontrolerapport wordt aangegeven dat uit de reactie van de heer [naam vennoot] valt op te maken dat de attracties gerund worden door slechts vier personen waaronder zijn dochter- is het niet op voorhand aannemelijk dat met vier c.q. drie familieleden in 1994 en 1995 zes en in 1996 vijf attracties beheerd zouden zijn. Welllicht dat het in 1997 mogelijk zou kunnen zijn geweest doch om dat in redelijkheid te kunnen beoordelen heeft verweerder eveneens nadere informatie nodig.

Het ligt dan op de weg van eiseres om aan verweerder de gevraagde gegevens en inlichtingen te verschaffen waaruit blijkt dat het standpunt van verweerder dat loonbetalingen zijn gedaan aan niet nader geïdentificeerde personen niet juist is. Doet de ondernemer dit niet dan geldt voor hem zowel in bezwaar als in beroep de verplichting dat hij aan dient te tonen dat niet van loonbetalingen sprake is. Dit nu heeft eiseres niet althans onvoldoende gedaan. De rechtbank kan, gelet op het vorenstaande, de wijze van schatten door verweerder niet voor onjuist houden.

Het besluit van verweerder is op dit punt dan ook niet strijdig met het geschreven of ongeschreven recht danwel algemene beginselen van behoorlijk bestuur.

Gelet op het vorenoverwogene en het bepaalde in artikel 12 CSV dient een verhoging van de (voorschot)premie opgelegd te worden. Gelet op het bepaalde in het Besluit Administratieve Boeten Coördinatiewet kan de hoogte de rechterlijke toets doorstaan. Ook op dit punt is het besluit van verweerder niet strijdig met het geschreven of ongeschreven recht danwel algemene beginselen van behoorlijk bestuur.

De rechtbank is dan ook van oordeel dat beslist dient te worden als onder III vermeld.

III. BESLISSING.

De arrondissementsrechtbank te Roermond;

gelet op het bepaalde in artikel 8:70 van de Algemene wet bestuursrecht ;

verklaart het beroep ongegrond.

Aldus gedaan door mr L.A. Gruiters in tegenwoordigheid van A.R.O. Kuipers als griffier en -wegens verhindering van de griffier- in het openbaar uitgesproken op 22 mei 2000 door mr Gruiters, voornoemd in tegenwoordigheid van J.N. Buddeke als griffier.

Voor eensluidend afschrift:

de wnd. griffier:

verzonden op: 25 mei 2000

Voor belanghebbende en het bestuursorgaan staat tegen deze uitspraak het rechtsmiddel hoger beroep open bij de Centrale Raad van Beroep te Utrecht. De termijn voor het instellen van het hoger beroep bedraagt zes weken.


» Juridisch advies nodig? « advertorial

Heeft u een juridisch probleem of een zaak die u wilt voorleggen aan een gespecialiseerde jurist of advocaat ?

Neemt u dan gerust contact met ons op en laat uw zaak vrijblijvend beoordelen.



naar boven      |      zoeken      |      uitgebreid zoeken

Snel uitspraken zoeken en filteren

> per rechtsgebied > op datum > op instantie

Gerelateerde advocaten

Gerelateerde advocatenkantoren

Recente vacatures

Meer vacatures | Plaats vacature